Amatl , papier uit Mexico

 

Aan de andere kant van de wereld, in het Westen en meer specifiek in het precolumbiaanse Meso-Amerikaanse tijdperk werd een soort van papier gemaakt, dat men Amatl noemde. De naam komt uit het Nahuatl, de taal van de Azteken.

Men gebruikte het Amatl van ongeveer 2000 vóór Christus tot ± 500.

Dit papier werd gemaakt door de binnenste bast van verschillende bomen te koken, met name dat van de vijgenboom. Het uiteindelijke materiaal werd vervolgens met een steen platgeslagen, om het uit te rekken en om een enigszins delicaat papier te krijgen, wat lichtbruin van kleur was met gegolfde lijnen.

Een andere plant, die voor het schorspapier Amatl of Amatal gebruikt werd, was de Trema micrantha, de Jamaicaanse brandnetelboom of Capuline. Dit is een inheemse plant uit de warmere delen van het westelijk halfrond, waartoe ook Mexico behoort.

Het Otomi-volk van de Altiplano gebruikt nu nog de Trema voor het maken van Amatl.

Het papier Amatl werd zowel religieus als seculier gebruikt. Het werd gebruikt als een basismateriaal in de constructie van gevouwen boeken, inclusief de Azteekse  en  Maya  codices, oftewel manuscripten, geschreven door de Spaanse kolonisten.

Beroemd document op Amatl, een pre-Europees papier, is de Codex Huexotzinco, een 8 pagina’s tellend document, een verklaring in een rechtszaak, 10 jaar na de Spaanse verovering in 1521.

Hierboven staan Cortés en Montezuma, bijna gebroederlijk, afgebeeld.

Dit alles speelde in de tijd van de Spaanse veroveraar Hernán Cortés en zijn Azteekse opponent Motecuhzoma II, die wij kennen als Montezuma.

Montezuma was de leider van de Azteken van 1502-1520 en werd officieel in het Nahuatl Huey Tlahtoani genoemd.  Het betekent zoiets als: 

                               “Hij die zichzelf heerser maakt door zijn woede“.

Die rechtszaak speelde later ook nog in Spanje, waarin koning Karel I er nog zijn oordeel over gaf en uitspraak in deed. Koning Karel I werd later in zijn carrière keizer Karel V. Een echte carrière man dus.

Uit die tijd stamt ook het beroemde boekwerkje, de Boturini Codex. Het heeft geen losse pagina’s, maar is een lang vel papier van Amatl of vijgenschors; deze werd als een accordeon gevouwen in ruim 20 delen, zijden.  Deze codex werd ook wel in het Spaans Tira de la Pere-grinación de los Mexica genoemd.

Als laatste weetjes over de Azteken de volgende. Hun voorouderlijk plaats van afkomst  heette, met de mooie Nahuatl-naam, Aztlán.

De mensen uit Aztlán  heetten toen  Aztecah, Azteken dus !

De Azteekse oorlogs- en zonnegod was Huitzilopochtl, een kolibri, afgebeeld met vaak een spiegel en slang in de handen.

Ene Tlaloc was de regengod, god van het water in al zijn verschijningsvormen. Wie weet, óók wel de god van onze watermolenaars ?

Om dit papierverhaal uit Mexico (bijna ) af te sluiten, wilde ik nog even terugkomen op de eerder genoemde Motecuhzoma II oftewel Montezuma.  Zijn naam wordt tot de dag van nu gebruikt als aanduiding voor een lichamelijk ongemak, namelijk diarree.  Dat kregen de Spaanse kolo-nisten, die het zeer warme weer en het aparte eten niet konden verdragen en zo Montezuma’s Revenge opliepen, de toen figuurlijke wraak van Montezuma.

Als laatste: De eerste papierwatermolen in Mexico, in Meso-Amerika.

In de zestiende eeuw is de behoefte aan papiergebruik in Mexico erg groot. Inheems papier is niet genoeg. Papier is nodig voor de verspreiding van religie, voor het ordenen van administratie en ander officieel gebruik. Het papier dat uit Spanje kwam, vooral van de Valenciaanse en Catalaanse molens, was niet genoeg, voldeed niet aan de vraag van Nieuw-Spanje, het Mexico van toen. De behoefte aan papier was zó groot, dat de franciscaner broeder Fray (monnik) Juan de Zumárraga,  bisschop van Mexico, in 1533 persoonlijk aan het Concilie, de Raad van Indië vroeg om een papierfabriek te creëren. Indië omvatte Amerika ( Zuid- en Midden-) en de Filippijnen. In 1536 schreef hij al aan keizer karel V, dat er een tekort aan papier in Nieuw-Spanje was.  

In 1576 werd El Molino de Papel de Culhuacán in Mexico-Stad gebouwd en maakte deel uit van het San Juan Evangelistenklooster en Taalseminarie. De stad Culhuacán werd gesticht in 600 na Christus en werd veroverd voor de Azteken in de 15e eeuw. De bedelorden van het klooster voerden evangelisatie uit met als doel, de indianen de christelijke religie te onderwijzen. Daarvoor had men dus boeken ( missalen, psalmen, cathechismussen) nodig. Ook voor de belegeraars, de Spamnjaarden, om de lokale taal, het Nahuatl, te leren. De Augustijnen namen deze papiermolen in 1580 in bedrijf. De papierwatermolen werd met water bevoorraad uit een bron in de buurt en via een aquaduct naar het rad geleid. Het waterrad ( de indianen kenden dit niet) had in het midden een horizontale as, met aan het uiteinde twee nokken die afwisselend een houten hamer met spijkers optilden, met als, toen ook al, functie de vodden tot pulp te verkleinen, dit alles met behulp van veel water. Het papier, eenmaal geperst en gedroogd, werd gladgestreken en gepolijst met vuursteen of houtpoetsers, die met talg werden ingesmeerd. Dit werd op een gegeven moment verboden, aangezien de inkt bij het schrijven op het vettige talgoppervlak niet droogde of gemakkelijk uitliep.

De eerste boeken werden geschilderd als codices, op vellen amatl of amata-papier, volgens de gewoonte van de inboorlingen, inheemse Azteken. Hierboven staat er een. Maar om het de Azteken en de Spanjaarden allemaal bij te brengen, was veel, heel veel papier nodig. Dus men wilde vellen papier maken, zoals in Europa van toen, lees Spanje en met name Valencia en Catalonië.

Na Meso-Amerika ga ik op weg naar het noorden, naar Amerika van het jaar 1690, toen b.v. de dodo, een vreemde vogel, door Linnaeus als Struthio cucullatus beschreven, uitstierf.

Hierboven staat een houtgravure uit 1870, met daarop afgebeeld een Duitse immigranten-voddenman met een hondenkar, gadegeslagen door een politieman in New York, 

In 1690 werd in Philadelphia de Rittenhouse Paper Mill opgericht aan de Monochone-kreek in Germantown. Nu wordt die kreek Paper Mill Run genoemd. Dit was de eerste papiermolen in Amerika.

De oprichter was William Rittenhouse, geboren in Brioch nabij Mühlheim in Duitsland. Hierboven staat hij. Hij heette toen nog Wilhelm Rettinghaus of Rittinghaus. Verschillende van zijn voorouders waren ook papiermakers, in Nederland en in Duitsland. Hij was leerling-papiermaker bij zijn oom Mathias Vorster in Mühlheim, waar hij het vak leerde. Later gingen ze samen naar Nederland, waar ze werkten op een Gelderse papiermolen nabij Arnhem. Het eerste watermerk droeg enkel de naam 'Company'; het tweede watermerk had een fors formaat. Het bestond uit het monogram W R, samen met een half schild, bekroond met een fleur-de-lis-embleem en met een klaverblad ( het stadszegel van Germantown ). Onder het embleem stond nog het woord Pensilvania. Het watermerk staat hierboven, naast William. 

Deze papiermolen werd mede gebouwd vanwege de grote vraag naar papier door een prominente drukker in Philadelphia, ene William Bradford, van oorsprong een Engelsman uit Barwel in Leicestershire en geboren in 1663. Hij had het papier nodig voor kranten, boeken, juridische documenten, wetboeken én papiergeld, hieronder rechts.

De Rittinghouse Mill maakte papier tot 1850. Vóór die tijd, ergens in 1712, solliciteerde Thomas Willcox bij Rittenhouse, maar die had geen emplooi voor hem. Later, in 1729, ging hij naar Chester Creek om een eigen papiermolen te stichten en daarom bouwde hij een molendam, om een molenvijver te creëren, om zo zijn waterrad te laten draaien. Zijn beroemde Ivy Mills leverden papier voor valuta van diverse regeringen. Hij, Thomas, had de op twéé na oudste papiermolen van Amerika.

Hierboven draait The Old Mill in Marlborough-on-the-Hudson, geschilderd door George Inness in 1882

Toevalligerwijs kwam ik, tijdens het raadplegen op Engelse papiermakers in de Tudor-tijd, uit bij een Amerikaan, William Joseph "Dard" Hunter ( 1883-1966 ). Hij was een autoriteit op het gebied van papier en papiermaken, vooral met de hand, met behulp van 16e eeuwse gereed-schappen en technieken. Hieronder staat een watermerk met de 'kop' van William Joseph Dard Hunter, in clair-obscur.

Dard Hunter is onder meer bekend geworden van de productie van 200 exemplaren van het ico-nisch boek 'Old Papermaking', waarvoor hij alle aspecten voorbereidde. Hij schreef zelf de teksten, ontwierp én goot de letters, deed het zetwerk, handmaakte het papier, drukte en bond het boek, om het maar kort en bondig te omschrijven. De letters, die hij goot en gebruik-te voor het boek, werden omschreven als levendig, ritmisch en sculpturaal. Hieronder een typisch Amerikaans dorpje, uiteraard met een watermill (en een Chevrolet Corvette ?).

Dit boek 'Old Papermaking' was 's werelds eerste éénmansboek, een uniek werk. Hunter's boeken waren inspirerend voor o.a. de papiermaker Douglas Morse Howell, een pionier op het gebied van papierKUNST. Hij maakte speciaal papier, handgeschept dat wel, voor kunstenaars als Jackson Pollock en Jasper Johns.

Op enig moment in de 19e eeuw was het met de hand maken van papier in de V.S. uitgestorven, maar in 1912 had Dard Hunter het edele ambacht in ere hersteld, zij het slechts kort, want in de jaren 1930 weas het ambacht helemaal vervallen en daarmee ook de papierwatermolens. 

 

Dard Hunter kocht in 1912 Mill House en bouwde daarbij een kleine papierwatermolen in de vorm van een Devonshire-huis met een rieten dak. Hier 'pionierde' hij verder aan zijn kunde over papier. De molen rechts was ooit een zaagmolentje uit 1714. 

Hier staan nog enkele voorbeelden van werken van Pollock en Johns, die eerder werden genoemd, zodat u weet waar oik het over heb gehad. Ze zijn beroemde kunstenaars. Het schilderij linksonder is Pollock's meest beroemde en belangrijkste werk uit 1950, Lavender Mist.