Maten, Merken en Méér
Wapens
Die papiermakers hadden thuis een zijdgeweer, een snaphaan of een pistool . Deze wapens gingen mee, onderweg naar Amsterdam, als verdedigingsmiddel tegen het geboefte.
Ik zal deze wapens kort beschrijven, zodat je weet, waar ik het over heb.
Maria Tesselschade had een ander wapen ter beschikking, dat goed past in dit verhaal. Zij dichtte ooit :
“ PAMPIER WAS ’T WAEPENTUIJCH WAERMEE ICK HEB GEWEERT “.
Wat is een zijdgeweer?
Een zijdgeweer is élk blank wapen, dat in de gordel of aan de koppel op de zijde gedragen werd. Dus een degen, een sabel, een hartsvanger of een jachtmes. Het werd ook wel zijzwaard of, in het Italiaans, een spado da lato. Ook kan het zijarm genoemd worden, een pistool maar vaak ook een mes, dolk, zwaard of bajonet.
Wat is een snaphaan ?
Een snaphaan ( wát een naam, snapt u het ?) is een vuursteengeweer of vuursteenmusket, een gladloops geweer, een voorlaadgeweer, uit de 2e helft van de 17e eeuw. Het was destijds een standaardwapen van de infanterist en de opvolger van de oude musket. Het kaliber was 17-23 millimeter en had een effectief bereik van zo’n 60 meter.
Het geweer had een snaphaanslot, een ontstekingsmechanisme voor een vuurwapen, waarbij een vuursteen, als een haan happend naar graankorrels, naar beneden langs een ijzeren plaat slaat en vervolgens vonkte.
Vuursteen, ook silex of flint genoemd, is erg hard; 7 op de Hardheidsschaal van Mohs, maar dat terzijde.
Het genoemde vonken ontstaat door kleine ijzerdeeltjes, die spontaan in de lucht oxideren, waarbij veel warmte vrij komt, zodat de deeltjes gaan gloeien. De vonk slaat in de kruitpan en doet het buskruit ontvlammen. Via het zundgat bereikt die vlam vervolgens ook het kruit, dat onder de loop van het geweer zit.
Hier komt het gezegde: “De vlam slaat in de pan”, het loopt hélemaal uit de hand, vandaan.
Het gezegde : “Het loopt met een sisser af”, is ontleend aan het geluid, dat het kruit maakt in de pan, als het ontbrandt, maar waarbij echter de lading in de loop niet ontbrandt en de kogel dus niet wordt afgevuurd. Pff…
Sjaak Bral, een bekende Hagenaar en columnist van het Algemeen Dagblad, schreef ooit een stukje over ene Gerard Gleuvenglijder, die was vreemdgegaan met een collega van de HTM. Zijn vrouw was nog steeds kwaad op hem en hij klaagde daarover in het koffiehuis. Daar zeiden ze:
“ Beter niet gebeurd, dan later betreurd “, en vonden, dat Gerard hét beter over de kachel heen had kunnen spuiten, dan was het met een sisser afgelopen. Zo, dat was een zijsprongetje.
De papiermaker had mogelijk ook nog een pistool thuis. Wat is een pistool ?
Een vuistvuurwapen, dat vermoedelijk is ontstaan in het begin van de 16e eeuw in Italië, in Pistoia, dat ligt in de mooie streek Toscane. Dat was n.a.v. een uitvinding in 1517 van een ontstekingsmechanisme , dat met een stuk vuursteen werkte i.p.v. een lont.
De naam pistool slaat ook op het Tsjechische pišt’ala.
Een pistool heden ten dage kan geladen of gewapend zijn, respectievelijk zonder en met patroon in de kamer. Ik droeg de Walther P5 altijd gewapend bij me. Beetje dubbel, niet ?
Een beroemd pistool, vanwege zijn ontwerp ook direct het mooiste, was de nú nog bestaande Beretta 92 FL, kaliber 9 mm.
Bartolomeo Beretta begon in de 15e eeuw wapens te maken in Val Trompia in Italië.
Onder Pietro Beretta werden veel geweren verkocht aan o.a. keizer Napoleon Bonaparte.
De geheim agent James Bond, wie kent hem niet ?, had als eerste pistool de kleine Beretta 418, kaliber 6.35 mm. Later kreeg hij de kleine Duitser, de Walther PPK.
Een nóg kleiner pistool was de Beretta Panther, kaliber .25 .
Buiten de hier genoemde pistoolmerken waren en zijn er nog Browning, Colt, FN, Glock, Sig Sauer, Smith & Wesson. Wat te denken van de Mauser, met het bezemsteelkolfje ?
Een pistool is bijvoorbeeld een wapen, dat ik sinds 1969 tot 2010 als dienstpistool gedragen heb bij de Koninklijke Marechaussee ( KMar ) en later bij de gemeentepolitie Eindhoven en de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost.
De Libische leider Moammar al-Qadhafi had een gouden dan wel een vergulde Browning.
Het is vooral een vuistvuurwapen. Ik begon in 1969 bij de KMar met een FN Browning 1922, kaliber 9 mm, om via twee types van FN, de M20 en de kleine M10 (bewapening als motor- rijder !), kaliber 7.65 mm, naar de Walther P5 te gaan, die ook kaliber 9 mm was.
Een dienstpistool was voor iedereen een duidelijke vorm van autoriteit.
Sinds die tijd schiet ik niet meer, alhoewel, nog wel soms, af en toe, hoogst zelden, uit mijn slof of een bok.
Om nog even terug te komen op mijn tijd bij de KMar.
In 1975, toen ik dienst deed op het Navo-hoofdkwartier AFCENT, heb ik op 18 juni een scherpschuttersproef afgelegd met een zwaar pistool, ruim 11 ons, de Colt M1911, kaliber .45 , alias Colt Gouvernment.
Het door John Browning ontworpen pistool, semi-automatisch, werd met meer dan 2 miljoen stuks gebruikt tijdens de 2 Wereldoorlogen, de Koreaanse Oorlog en de Vietnam Oorlog.
Door de met succes afgelegde proeve van bekwaamheid werd ik een Expert Marksman, oftewel een scherpschutter. En dat met een zwaar kanon van ruim een kilo, léég. Ik heb verder in heel mijn politietijd goed en snel kunnen schieten. Tot zover het onderwerp pistool ( en vuursteen).
Er werden door de Neandertalers, een uitgestorven mensensoort, al vuurstenen vuistbijlen gemaakt en gebruikt.
Maar, een snaphaan was meer dan een geweer, jawel !
Een snaphaan was o.a. óók een rover de paard of een vrijbuiter. Zie je het al voor je ? Een papiermaker, die met een snaphaan een snaphaan van zijn paard schiet ?
Deze snaphanen waren gewoon struikrovers, die in de 16e en 17e eeuw o.a. de Veluwe en omstreken onveilig maakten en reizigers overvielen.
Zij hielden zich schuil in het struikgewas ( Wat ruist daar….. ?) in bebost gebied langs de weg en kwamen plotseling daaruit tevoorschijn en konden daarin met de buit weer makkelijk verdwijnen.
Einde van de Gouden Eeuw en start van het Rampjaar, 1672. In dat jaar werden twee beroemde Nederlanders, Johan en Cornelis de Witt in ’s-Gravenhage met pistool, mes en musket op gruwelijke wijze vermoord en op het Groene Zoodje, ondersteboven, opgehangen aan een wipgalg.
“Waarom zijn de Witten gesneuveld door het musket ? Omdat ze de Prins van zijn ambten hebben ontzet ”, verwijzend naar het beroemde “ Eeuwig Edict “ en betreffende Prins Willem III.
Watermerk
Wat is een watermerk precies, vraag ik me dan af. Een watermerk is een gedeelte van papier, dat opzettelijk dunner, dikker of allebei is gemaakt en zichtbaar wordt bij doorvallend licht. Op de plaatsen, waar meer papiervezels zitten, geeft dit een donkerder effect dan de plaatsen, waar minder papiervezels zitten. Hieronder is een nieuw ontwerp van een watermerk te zien, ontworpen door de kunstenaar GianLuigi Balsebre en te zien bij Magnini in Pesci
Men kent een lijnwatermerk, een verdikking of een verdunning in het geschept papier en een meertonig lijnwatermerk, een verdunning én een verdikking in het papier.
Het watermerk is een deel van het papier; het zit er in !
Hieronder zie je het opgeborduurd watermerk óp het schepraam van De Middelste Molen in Loenen.
Fraaie tekst: “ Zij hebben Gods Watermerk ontvangen om door Hem en de mensen gedragen te worden. Dat de weg voor hen open ligt naar Geluk ”. Wordt hier wellicht de doop bedoeld ?
In de Kersttijd van 2020 las ik in de krant, dat een 100-jarige een brief van de Koning had ontvangen, een brief met een écht watermerk. Leuk, dat het nóg steeds 'indruk' maakt.
Hierboven zie je de indruk in het papier van het bovenste, koperen, geborduurd watermerk.
Papiermakers in Bologna, Italië, gebruikten als eersten een 'watermerk' in het papier. Dat was in het jaar 1282. De watermerken werden gebruikt door de papiermakers als identificatie van hun eigen product. Deze merken werden én worden ook voor postzegels, papiergeld en andere officiële documenten ingezet als bescherming tegen namaak en ter datering van dat document én het aantonen van de echtheid. Een watermerk liegt niet !
Onderstaand fimpje uit het 'Ručni Papirna Velké Losiny', Muzeum Papiru, laat het maken van een watermerk op een schepraam zien. Heel uniek en mooi. De dienstdoende papiermaker Zdenĕk Pernica soldeert een watermerk op een schepraam. Een uniek beeld. In het filmpje is ook een beeldmerk te zien, dat de tekst in de rondte heeft: 'Universitatis Comeniana Bratisla-vensis MCMXIX '. Het verwijst naar de filosoof Jan Amos Comenius (1592-1670) en de universiteit van Bratislava uit 1919, de grootste van Slowakije.
Naast het begrip watermerk, het filigree, is er een wetenschap, die zich daarmee bezighoudt, namelijk de Filigranologie.
Dat is de watermerk-wetenschap en gaat wetenschappelijk om met watermerken. Het vertegenwoordigt dus de materiaalgeoriënteerde, historische hulpwetenschap, die papieren getuigenissen onderzoekt, bijvoorbeeld zulke documenten en manuscripten.
Naast het omgaan met de watermerken zelf, hun productie én hun vervalsingen, is een belangrijke taak van de filigranologie (hierboven vermeld), de datering en oorsprong-onderzoek van historische documenten. Het zit in die documenten 'geschept' en dus mooi geschapen.
Hierboven staat, letterlijk, de 'Rolls Roys' onder de watermerken. Met 'bijna' zo’n water-merk ( auto's had men toen nog nét niet) heeft men destijds de uitvinding van Laurens Jansz. Coster ( de boekdrukkunst !) als écht gewaarmerkt uit het feit, dat zijn eerste boeken ( o.a. De spiegel onzer Behoudenis) gedrukt waren op papier met het watermerk van de toen in Haarlem gebruikte papiersoort. Het merk was Pro Patria. Bewijs onomstotelijk geleverd. Dat vind ik als, weliswaar gepensioneerd, politieman én rechercheur, heul erg belangrijk.
Ik heb ook nog diverse watermerken van papierwatermolens in het Duitse Räbke, op de rivier de Schunter en de Mühlengrabe, een zijtak van de Schunter.
Egoutteur of Dandy Roll
Deze watermerkrol of zeefrol, hierboven afgebeeld, is een met draad bedekte cilinder aan het eind van het vormge-deelte van een langzeefpapiermachine, die wordt gebruikt om overtollig water uit de natte papierpulp te persen en de vorming van het papierweb te egaliseren, waardoor velinpapier, zonder lijnen, ontstaat. Dat papierweb is een continue rol papier.
Het ontwerp, het watermerk, dat in het papier moet worden geperst, wordt in draad geweven en bevestigd aan de draadafdekking van de dandy roll, zoals op de foto hierboven, waardoor de ndoorzichtigheid van het papier in het beeldgebied van het ontwerp, het merkteken van de maker, wordt verminderd, wat zichtbaar wordt wanneer het gedroogde papier tegen het licht wordt gehouden.
Zoals eerder vermeld, werd in 1270 het eerste watermerk gemaakt door een Italiaanse papiermaker. De dandy roll echter was een Engelse uitvinding uit 1826. John Mar-shall, een maker van watermerkmallen, vond die uit. Hieronder staat John afgebeeld.
Naast het traditionele watermerk en de dandy roll, bestaat er nog zo iets als embossing, blinddruk, diepdrukken zo u wilt. Pregen is een druktechniek, waarbij er met een op maat gemaakte preegstempel reliëf in het papier wordt aangebracht, gedrukt. Dus.... pregen is het maken van een afdruk in reliëf, zonder inkt, waardoor er verdiept een bepaalde afbeelding in het papier komt te staan.
Naast embossing is er ook nog debossing.
Embossing is opgelegd pregen en debossing is diepliggend pregen. Hierboven links, in het blauw, is het verschil duidelijk weergegeven.
Het verhaal is zelfs nog sterker: toen Canon een open dag hield voor zijn werknemers die daar de kunst voor een prikkie konden kopen, lieten ze de Dalí hangen. Otten: ,,Ze hebben het gewoon niet herkend, of gedacht dat het een kopie was."
Eenmaal uit de lijst gehaald, bleek al snel dat het geen kopie is. ,,Hij is met potlood gesigneerd, en het papier heeft ook een reliëf signatuur, een preeg. Dat is heel typerend voor Dalí." Er is geen twijfel mogelijk dat de litho echt is, zegt Otten. ,,Deskundigen uit ons eigen netwerk hebben het geconstateerd, we weten het echt heel zeker."
Papier
Maten
Het Papier werd in diverse formaten vervaardigd. Hieronder vindt men links de oude en rechts de moderne gebruikte afmetingen.
Oud: Modern:
Schrijf 34,5 x 44 A6 10,5 x 14,8
Bijkorf 37,5 x 47 A5 14,8 x 21
Klein mediaan 40 x 55 A4 21 x 29,7
Reg. mediaan 42 x 55 A3 29,7 x 42
Post 44 x 56 A2 42 x 59,4
Dubbelschrijf 44 x 69 A1 59,4 x 84,1
Mediaan 47 x 56 A 0 84,1 x 118,9
Groot mediaan 47 x 62
Royaal 50 x 65
Imperiaal 56 x 75
Olifants 63 x 75
Colombier 62 x 85
Atlas 64 x 75
Adelaar 75 x 100
Soorten
Bijbeldrukpapier = dun, doorschijnend papier
Blauwpapier = verpakking van b.v. suiker
Bordpapier = karton
Grauwpapier = donker gekleurd pakpapier
Grijspapier = grijs gekleurd papier
Halfpondspapier = papier van 14 pond per Riem
Java-papier = roodachtig gekleurd papier
Kardoespapier = papier voor kardoezen / patroonhulzen
Munnikegrauw = grauw papier van oud papier van kloosterboeken
Pergamijn = gesatineerd, vetdicht papier
Pondspapier = papier van 18 pond per Riem
Pro Patria = schrijfpapier met Pro Patria-watermerk
Suikerpapier = blauwpapier voor verpakken van suikerbrood
Schrenspapier = grauw, ongelijmd, goedkoop pakpapier
Tabakspapier = papier voor verpakken van tabak / of maken van
of met tabaksafval
Tapijtpapier = behangpapier
Twijnderpapier = voor verpakken van garens
Velijn = papier, dat géén afdruk van de koperdraden van van de schepvorm bevat c.q. laat zien ( zie voor extra informatie verhaal over “Boxtel”, onder Brabant !
Vergé = papier mét zichtbare afdruk van de koperdraden
van de schepvorm ( vind ik héél mooi )
Viltpapier = zacht, wollig papier
Vlakpapier = inktvloei papier
Waterpapier = ongelijmd papier
Wit papier = papier voor schrijf-, teken- en drukdoeleinden
In 1869, met zoals gezegd 137 papiermolens en –fabrieken, werd respectievelijk 3.650.000 kg handgeschept papier en 8.850.000 kg machinaal gemaakt papier, gemaakt.
Iets later, in 2008, was de papierproductie al 3.100.000 ton en het verbruik per persoon per jaar 80 kilo.
Er werd 54% van het papier gerecycled, best veel !
Over recyclen, hergebruik, gesproken; een mooi voorbeeld, uit pure noodzaak geboden, staat even verder beschreven, in Eindhoven nog wel !
Bij het zwingelen ( één van de bereidingswerkzaamheden van het vlas ) van de scheven, stukjes kern (houtpijp), komt nog wat vlasvezel vrij, korte vezel. Die korte vezel wordt, samen met lompen, vermalen tot de grondstof voor de papierfabricage en waar vervolgens Oud-Hollands papier, bankpapier en sigarettenpapier, vloeipapier, van wordt gemaakt. En dát was er dus bijna niet, terwijl men toch af en toe een peuk wilde opsteken, althans toen. Mascotte vloeipapier werd gemaakt door het Eindhovense Mignot & De Block. Na de oorlog was er een tekort aan vloeipapier en import was verboden. Daarom kocht Frank Mignot bij een Limburgse drukker een partij papier, waarop normaal bijbels werden gedrukt. Dat papier staat hierboven ook vermeld, en wel als eerste soort papier, het bijbeldrukpapier. Heel dun, bijna doorzichtig papier.
Een ander beroemd merk van vloeipapier was Rizla, eigenlijk Riz La +, een afkorting van Riz Lacroix. In 1532 was de familie Lacroix al betrokken bij de papierindustrie in Frankrijk.
De uit de Dordogne afkomstige Pierre de Lacroix verkocht in dat jaar 1532 een voorraad papier in Bordeaux. Door de eeuwen heen groeide Lacroix uit tot een belangrijke papiermaker. Vanaf het begin van de 19e eeuw werd, met de toenemende populariteit van de “Sigaret”, de productie van lichte papiersoorten steeds belangrijker.
Om een voorbeeld aan te halen uit Frankrijk; in het jaar 1882 werd op de 3 papiermolens in Mazères en Angoulême 1150 ton vloeipapier gemaakt.
Maar het kan nóg gekker, absurder eigenlijk. In het jaar 2017, 4 jaar geleden nog, werden er wereldwijd 5400 MILJARD sigaretten gerookt, met een vergelijkbare waarde van $ 700 miljard.
Ja, daar is dus veel papier voor nodig geweest. Gelukkig maar, dat de kerken leger en leger raakten en dus ook minder bijbeldrukpapier voor de gebedenboeken en bijbels nodig was. Net als de kaarsen gingen die ook in rook op, ter meerdere eer en glorie van koning Nicotinus en de zijnen.
Riem
Uit het Arabisch kennen wij nú nog het woord RIEM. Een riem is 500 vel papier. Het Arabische woord voor baal of bundel is “Rizma” ( niet te verwarren met het later genoemde “Rizla) en in het Spaans werd het “Resma”. Via het Oud-Franse woord “Rayme” werd het in het Nederlands riem
Volgens de huidige norm ( 2020 ) is 1 riem papier 500 vel, maar vroeger was dat op de Veluwe en in de Zaanstreek 480 vel.
Er is altijd wel een uitzondering; in de 19e eeuw was een “Amsterdamse Riem” 550 vel.
Dus…… 1 riem is 500 vel 1 riem is 20 Boek
1 Post is 126 vel 1 Boek is 25 vel
1 Tal is 14 Post 1 Vel is 20 Bladzijden
Er draaiden vroeger ( omstreeks 1650 ) in totaal zo'n 165 papierwatermolen op de Veluwe.
Die papierwatermolens maakten c.q. schepten sámen 150.000 riem papier bij elkaar; 1 Riem is 500 vel, dus reken maar uit ! 75.000.000 Vellen.
Als alles was gedaan ( verlijmd, gedroogd, glad- en droog geperst e.d. ) werden de gave vellen per 480 verpakt tot een riem, met daar omheen een omslag, een Riemkap. Op deze kap kom ik later terug !!
Je hebt dus een riem, een riemkap én je hebt een bezigheid, die naar de Riem verwijst, namelijk: “ Op de riem werken “.
Een enkele keer werkte een papiermaker voor een handelaar in papier, als hij , de papiermaker, financieel zó zwak stond, dat hij geen krediet had bij zijn pachtheer en/of lompenkoper. Die handelaar zorgde voor het materiaal om papier te maken, de lompen en wat dies meer zij, zodat de papiermaker verder geen kosten had en alleen maar hoefde te “draaien”. Iedereen blij. De molenaars van de watermolens in Staverden ( c.a. 1665 ) en Molecaten werkten “op de riem”, voor handelaren in papier in respectievelijk Amsterdam en Leeuwarden.
Perkament
Perkament wordt (ook nu nog) gemaakt van de gemaakt van huid van kalveren, koeien, geiten, schapen, konijnen of ezels. Perkament is met name bekend als schrijfmateriaal voor handschriften. Bij verkoop van perkamenten vellen wordt de vierkante voet als maat gebruikt. 1 Vierkante voet is het kwadraat van de lengtemaat 0,3048 meter, dus ongeveer 0,0929 vierkante meter. Heel vroeger schreven ook de kabouters met ganzeveer op perkament.
Een Rijnlandse voet was 0,314 meter en een Bossche voet was 0,287 meter. Verschil moet er zijn, toch ? De Rijnlandse voet is lang standaard geweest in de Nederlanden.
Perkament bleek beter en sterker te zijn dan papyrus, maar het was ook (veel) duurder. In de Middeleeuwen werd perkament in Europa veel gebruikt om op te schrijven, omdat papyrus, dat dus ook al bestond, veel te snel vocht opnam en was in het natte Europa niet lang te bewaren.
Perkament is ongeveer een halve mm dik. Het is veel dikker dan het schrijfpapier van nu.
Hoe werd/wordt perkament gemaakt?
1. Een dier werd geslacht en de huid werd eraf gehaald.
2. De huid werd langdurig geweekt in stromend water om het zacht en schoon te maken.
3. De huid werd in kalkwater gelegd, waardoor de haarwortels en vleesresten los kwamen te zitten.
4. Haarresten en vleesresten werden voorzichtig verwijderd met behulp van een sikkelvormig mes De huid werd opgespannen op een houten raam, waardoor het een glad oppervlak kreeg.
6. Nog eenmaal werd het perkament afgeschraapt en ten slotte gepolijst met puimsteen en kalk.
7. Het perkament werd op maat gesneden en net als papyrus tot hele lange stroken aan elkaar geplakt en om een stokje gerold tot een boekrol (Latijn: volumen), ofwel dubbelgevouwen tot een boekkatern. Aan elkaar genaaide katernen noemde men een codex. De laatste vorm kwam in zwang vanaf circa 100 na Christus.
Extraatje over perkament, dankzij good old Archimedes, die leefde van 287-212 vóór Christus. Nu we het in dit deel toch hebben over perkament, kunnen we het ook wel hebben over het “Archimedes Palimpsest”, een hérgebruikt perkament uit de 13e eeuw, waarin een tekst van Archimedes was verborgen. Dat was het bruggetje naar hem toe, snap je ?
Om niet over dát bruggetje te vallen, deed hij de beroemde Valproef, die echter werd weerlegd door Simon Stevin, de Leonardo da Vinci van onze Lage Landen, een vernufteling uit Brugge. Simon beweerde in 1586: " Laet nemen twee loyen clooten d'een thienmael grooter en swaerder als d'ander, die laet t'samen vallen van 30 voeten hooch ", enz. enz. Zware voor-werpen vallen sneller dan lichtere is niet waar. De Valwet van Arie klopte niet, dus.
Was getekend: Simon Stevin ↓ ↓ ↓
Dit Archimedes Palimpsest is een, 174 pagina’s tellend, perkament van geitenvel, het vellum, waarop gebeden uit de 13e eeuw stonden. Het was dus een document met tekst, dat op een uitgewist, ouder werk was geschreven.
Palimpsesten werden gemaakt, door de inkt van bestaande perkamenten werken af te schrapen, en deze opnieuw te gebruiken, te beschrijven
Dit was sowieso een gebruikelijke werkwijze, gangbare praktijk in de Middeleeuwen, aangezien het “Vellum” best duur was. Nu noemen we dat hérgebruik én, typisch ons: “Ons ben zunig “.
Om te eindigen, wilde ik een uitspraak van Archimedes aanhalen, namelijk:
" Stijg boven jezelf uit en beheers de Wereld "
Boekdrukkunst
Ganzenveer
Een ganzenveer is een schrijfinstrument gemaakt van de slagpen van een gans of een andere grote vogel. Het gebruik van zulk schrijfgerei stamt uit de middeleeuwen. De komst van de ganzenveer, rond het jaar 700, verdrong de bamboe- en rietpen die tot dan gebruikelijk waren. De veer werd op de juiste wijze bewerkt en in de inkt gedoopt, waardoor deze zich volzoog met inkt en ermee geschreven kon worden.
Door de komst van de metalen pen is het gebruik van de ganzenveer voor gewoon schrijven verdwenen, maar in de kalligrafie wordt de ganzenveer nog altijd superieur geacht aan metalen pennen. Voor de ganzenveer werden in de lente de buitenste vijf slagpennen van levende vogels genomen. Men gaf de voorkeur aan de veren van de linkervleugel, omdat zij een buiging hebben die voor rechtshandige schrijvers naar buiten, van de schrijver af, gericht is. De meest gebruikelijke pennen waren van ganzenveren, maar betere waren van zwanenveren, die door hun schaarste duurder waren. Voor het trekken van dunne lijnen werden pennen van kraaienveren gebruikt en als tweede keus ook veren van uilen, haviken en kalkoenen. Voor men met de veer kon schrijven moest deze op de juiste wijze bewerkt worden. De veer werd schuin aangesneden en men verwijderde het merg, waarna de veer gehard moest worden. Dat zal wel zo’n “Pennenmesje” zijn geweest, waarmee men ook de ganzenveer scherp maakte, maar dat maak ik er van. Daartoe werd de pen zolang in water geweekt, tot deze er glanzend wit uitzag. Voor het eigenlijke harden werd het ingeweekte gedeelte in een houder met heet zand van de juiste temperatuur (170-180 °C) gestoken tot de punt doorschijnend werd. Het zand moest zo heet zijn, dat de pen wél siste, maar niet barstte. Tot slot werd de bovenste huidlaag van de pen gekrabd, waarna de pen gesneden kon worden. Voor kalligraferen met ganzen- of zwanenveer moet de gebruikte inkt niet te dun zijn. De goede 'dikte' van de inkt voor deze pennen heeft ongeveer de consistentie van (ongeklopte slag-) room. Een bekende gebruiker van de ganzenveer en inkt was de grondlegger van onze moderne Nederlandse parlementaire democratie én de nieuwe grondwet, Johan Rudolph Thorbecke, geboren in Zwolle ( toevallig ook de woonplaats van mijn oudste zoon Floris en zijn gezin ) op 14 januari 1798. Hij liet zich inspireren door niemand minder dan de man van de “Trias Politica”, Charles Montes-quieu. ( L’Esprit des Lois uit 1748 ).
Thorbecke had van zijn arme vader niet al te best papier gekregen om op te schrijven tijdens zijn studie.
Op al te glad papier, op slecht gelijmd papier of een slecht geperst papier en daardoor ruw en ietwat “wollig” papier is het slecht schrijven met de ganzeveer en dat ondervond hij aan den penne !
Het is beter, om het papier veelvuldig te persen en te verheffen ( het papier van de vilten optillen, heffen ), zodat een effen oppervlakte ont-staat met “enige korrel”, die nodig is om weerstand te bieden aan de schrijvende ganzeveer, waardoor de inkt goed van de pen kan vloeien.
Maar ja, kwaliteit en armoede gaan niet hand in hand, ook niet in de tijd van Thorbecke. Teleurgesteld schreef hij op 8 oktober 1815 aan zijn arme, werkeloze vader: “ ’t Papier, dagt gij mij heeft gezonden, is zeer slegt. Daar ik veel en dus “Schielijk” moet schrijven, zoo is op dat slegte, wollige papier ieder oogenblik de pen afgeschreven. Alle mijn opstellen in de verschillende wetenschappen worden dus zeer slegt geschreven en dat is niet aangenaam, wanneer men zijn werk naderhand weder naziet. Ik heb dus een boek beter papier gekogt”.
Enigszins humeurig antwoordde vader Frederik Willem zijn studerende zoon: “Papier heb ik u gezonden zo goed, als ik het zelf had. Was dat niet goed, dan moet gij zeker maar iets beters zoeken. Dat uw inkt niet deugd, is miserabel. Ik heb immers het recept gevonden en kan thans van mijn voorraad niet meer missen”.
Thorbecke schreef, dat hij veel en dus “Schielijk” moest schrijven.
“Schielijk” is ontstaan uit het Middelnederlands, dat tussen 1200 en 1500 hier werd gesproken en de voorloper was van de moderne Nederlandse taal van nu. Het betekent haastig, plotseling. Een afgeleide van schier wordt nu nog gebruikt in het woord “geschieden”, gebeuren
Vóór het invoeren van de boekdrukkunst werden boeken en andere geschriften met de hand overgeschreven. Het waren toen letterlijk “Handschriften”, met een kleine oplage, dat weer wel.
Maar was deze Laurens Jansz. Coster wel de éérste met de boekdrukkunst ? Dáár zijn de geleerden het niet geheel over eens !
In 1040 experimenteerde de Chinees ( ja, alweer een ) Bi Sheng met houten letters, daarmede Chinese karakters drukkend.
In Europa werden vanaf 1000 al boeken gedrukt met blokdruk, de voorloper van de boekdrukkunst.
Het echte boekdrukken, met losse, in matrijzen gegoten loden letters, werd in 1439 uitgevonden door de Duitser Johannes Gutenberg. Door zijn uitvinding werd massaproductie van o.a. boeken mogelijk, wat weer grote, maatschappelijke implicaties had. Pagina 17
Dus, dit alles overziend, was hij als uitvinder van de boekdrukkunst, waarschijnlijker dan Coster en de Belg Dirk Martens, die voor het eerst in 1473 drukte.
Over het water, in Engeland, werd de boekdrukkunst bekend door William Caxton, de eerste Engelse drukker en een beroemde op de koop toe. In 1477 verscheen zijn eerste drukwerk. In 1478 drukte hij de beroemde Canterbury Tales .
Deze “Tales” is een verzameling verhalen uit de Middelengelse literatuur, die in de 14e eeuw werd geschreven door Geoffrey Chaucer.
Het verhaal lijkt enigszins op de “Decamerone” van Giovanni Boccaccio ( deca= 100 verhalen, novellen ). Alle “Tales” bij elkaar is een raamvertelling. Hierbij worden een aantal verhalen omlijst door één verhaal.
Het ging over de Hoofse Liefde, of Hoofse Minne, een verfijnde liefde, die vaak alleen maar platonisch was en in de hogere kringen van de bevolking ( edelen, ridders e.d.) werd beleefd.
Ook gebruikte men in de vertellingen genres, zoals de erotische of satire “Fabliau”.
Mooie vertelling is L’enfant de neige, of Sneeuwkind.
Het tweede verhaal uit de Verhalen van Canterbury was de beroemde:
“ THE MILLER’S TALE “.
Dit verhaal werd verteld door de molenaar Robyn en gaat over John de timmerman, de parochiesecretaris Absolon, de student Nicholas en Alison, de jonge en knappe vrouw van de timmerman, wier kont in het donker werd gekust door Absolon. Het meer uitgebreide vertelsel kun je lezen in het hoofdstuk Gedichten, spreuken, verhalen.
Zie de foto hieronder van de beroemde fotograaf Erwin Olaf, die het (bijna) mooi verbeeldt.
Geoffrey Chaucer omschreef “The Miller“, de molenaar, als een potige kerel, die goed wist, hoe hij graan moest stelen en die vaak drie keer zoveel loon rekende, als waar hij recht op had. Het volgende Nederlandse spreekwoord gold zeer zeker voor deze Robyn:
“Men vindt geen molenaar, of hij at gestolen koren “.
Van een molenaar, die nogal royaal voor zichzelf zorgde, werd gezegd, dat hij zijn mouwen mee liet scheppen. Het scheploon, dat varieerde van jaar, type molen en streek van het land, bedroeg 1/12-de tot 1/28-ste deel van een mud koren. Over het scheppen en mouwen gaat het zei-praatje: "Het zal er straks mouwen, zei de molenaar en toen laas-ie het zeuvende gebod". Dat zeuvende ( van de tien) gebod luidt: "Gij zult niet stelen". Onze eigen Bredero schreef in zijn Klucht van de Molenaar al, dat je goed op je vrouw moet passen, als er een molenaar in de buurt is, want die is er 'in een wip' mee vandoor.
Ik wilde dit verhaal muzikaal afsluiten en wel met een song uit 1967, toen ik 17 jaar was, nog thuis in Tongelre op de Tafelbergstraat 31 bij mijn ouders Cor en Loes woonde en ook nog bij de DAF-fabriek in Eindhoven werkte.
In dat jaar had de Britse groep “Procol Harum” een wereldhit met het nummer “A whiter shade of pale”, van Gary Brooker. Dit nummer lijkt een verwijzing naar The Miller’s Tale uit die van Canterbury.
Een gedeelte van de tekst luidt als volgt:
“And so it was that later as the Miller told his Tale, that her face, at first just ghostly, turned a whiter shade of pale “.
Maak jouw eigen website met JouwWeb